Centre de Santé Notre Dame
Op het terrein bevonden zich een materniteit, een operatiekwartier, een wondzorgzaal, een chirurgische afdeling, een labo, een echografieruimte, een tandartsenpraktijk, een apotheek, een administratieve dienst, enkele kantoren en wat opslagruimte. Het lokale ziekenhuisteam bestond uit één enkele arts, een aantal kloosterzusters, gediplomeerde verpleegkundigen, laboranten, dag- en nachtwakers en poetspersoneel.
Materniteit
In de bevallingskamer werd gebruik gemaakt van een zeer oude, kleine, houten tafel. De plaats waar de patiënte ligt tijdens de bevalling werd afgedekt met een minuscuul klein stukje zeil. Daardoor vloeiden bij de bevalling bloed en vruchtwater vrij rond en drongen die in het hout van de tafel.
Na de bevalling werd de mama eventjes opgevangen in de arbeidskamer. De vroedvrouw stond met gekruiste armen toe te zien, terwijl de familie alles opruimde. Er was geen plaats voor vriendelijkheid en hulp werd al helemaal niet geboden.
In de hoek van de bevallingszaal stonden 2 mooie, ongeschonden ‘Europese bevallingstafels’ die nooit gebruikt werden. De beugels werden immers verkeerd gemonteerd, waardoor ze onbruikbaar waren!
In het kantoor van de hoofdverpleegkundige kwamen de diabetespatiënten hun spuitje insuline halen. Er waren niet alleen veel diabetici, maar men gebruikte ook dezelfde spuit en naald gedurende minstens 1 maand. De insuline werd bewaard in een koelkastje dat op zonne-energie werkte.
Het operatiekwartier
Behalve algemene chirurgie werden hier ook heel veel keizersneden uitgevoerd.
Patiënten werden met een rolstoel rechtstreeks van de tuin in de operatiezaal gereden.
Het operatiekwartier bestond uit:
- een heel kleine schrobruimte, zonder verlichting. Een groot plastic reservoir met een kraantje en een stuk ‘medische zeep’, een plank met enkele maskers en mutsjes.
- de operatiezaal: 1 grote ruimte met 2 versleten tafels, 2 lichtpunten, 2 (kapotte) airco’s, 1 bloeddrukmeter, 1 kast (met wat hechtingsmateriaal, 1 infuuszak, enkele ampullen met medicatie, dode vliegen en muggen, en stof, heel veel stof), een tafel met een paar trommels steriel materiaal (instrumenten waaronder afgestompte scharen, schorten en afdekdoeken met gaten en scheuren) en een kleine aspirator die al jaren defect was.
Kortom: er was zo goed als niets.
Elke dag werd de zaal gepoetst met een bezem die gemaakt was uit enkele dode takken. Het stof waaide dus welig en overal. Dweilen of schuren? Nooit van gehoord…
Stromend water was er niet.
De leidingen van de waterput waren al sinds lang dichtgeslibd. Elke emmer water werd manueel uit de put gehaald op zo’n 5 meter diepte. De poetsvrouw vulde met emmers dagelijks water bij in een heel grote ton. Dat water werd in de zaal voor zowat alles gebruikt. Die belangrijke ton werd nooit helemaal leeggemaakt en gereinigd.
Ook elektriciteit was er niet.
Het ziekenhuis was uitgerust met een aantal, maar onvoldoende zonnepanelen en een generator. Maar die werden enkel gebruikt voor operaties tussen 18 en 6 uur, dus als het donker was, en verder amper 1 à 2 uur overdag wegens de hoge kostprijs. Tijdens die enkele uurtjes konden ook de instrumenten gesteriliseerd worden: er was een autoclaaf, die wel niet behoorlijk werkte en duidelijk aan vervanging toe was. Hij werd slechts af en toe gebruikt, als er voldoende zonne-energie was.
Steriliteit was nihil. Alle afval uit de operatiezaal werd in een nierbekken gegooid, overgoten met alcohol en met een lucifer aangestoken. Met als gevolg: roestig materiaal!
Door gebrek aan instrumentarium werd één enkel pincet gebruikt voor alle wondzorg bij alle patiënten. Het pincet ging van patiënt naar patiënt, van besmette wonde naar propere wonde, enz. Er werd ontsmet met (weliswaar steriel) water waarin een chloortablet werd geplet. Dit ontsmettingsproduct ging in een wijde open kom die vervolgens de hele site door werd gedragen.
Wondzorgzaal
Ambulante patiënten kwamen voor hun verzorging naar een ruimte naast de operatiezaal. Ze wachtten buiten op een bank, maar konden vrij in en uit lopen. Ook hier liet hygiëne erg veel te wensen over.
De ‘skai’ van de aftandse tafels en stoelen was gescheurd en de vulling puilde overal uit.
Er was kleefpleister, maar die kleefde niet.
Er was een kleine sterilisator, maar die werd niet correct gebruikt.
Er was verplegend personeel, maar hun kennis was ontoereikend of er werd gekozen voor een gemakkelijke weg.
Het was dan ook niet te verwonderen dat we in januari niet één droge, gesloten wonde vonden. Er was hoge nood aan degelijk materiaal en aan een goede opleiding en bijscholing in hygiëne, steriliteit en wondzorg.
Apotheek
De apotheek was behoorlijk uitgebouwd. Er waren echter maar liefst 3 ‘stockeerplaatsen’, die weliswaar vrij ver van elkaar lagen. De kleine apotheek waar de patiënt medicatie kwam halen (kon per pilletje aangekocht worden), een grote apotheek die voorzag in de aanvulling van de kleine apotheek, en een grote ‘berging’.
Uit schrik voor diefstal werd nauwelijks reserve voorzien in de operatiezaal zelf. Het gebeurde dan ook vaak dat tijdens een operatie naar de apotheek moest gegaan worden om tekorten in het OK aan te vullen. Dat vergde veel tijdverlies en energie, niet zo positief tijdens een operatie.
Echografie
Het ziekenhuis beschikte over een echografietoestel (donatie uit Europa) dat uitstekend werkte! Een verpleegkundige die een extra opleiding volgde voerde alle echografieën uit.
Tandheelkunde
De ‘dentisterie’ beschikte over twee aftandse tandartsenstoelen, een roestig instrumentarium (waaronder 4 keelspiegels waardoor niet meer kon gekeken worden) en een ziekenhuisnachtkastje (met prullaria en dan vooral persoonlijke zaken van de verpleegkundige). Door dit gebrek aan uitrusting werden enkel extracties uitgevoerd. Van steriel werken was helemaal geen sprake.
Een operatieverpleegkundige had een extra opleiding gekregen en fungeerde als ‘tandarts’. Hij schreef elke patiënt vijf verschillende geneesmiddelen voor: een antidepressivum, een ontstekingsremmer, een pijnstiller, een antibioticum en… cortisone!
Onthaal en administratie
Vooraleer ze behandeld zouden worden, moesten patiënten zich aanmelden bij de boekhouding en betalen. De boekhoudster ontving hen achter slot, grendel en kippendraad.
Van daar ging het naar een verpleegkundige die een aantal gegevens en parameters noteerde vooraleer de patiënt bij de arts op consult kon gaan.
Bewaking
Er was zowel overdag als ’s nachts bewaking.
Als een zuster ’s nachts naar het ziekenhuis werd geroepen om materiaal uit de stock te halen, werd zij begeleid door de nachtwaker.
Eén van de dagbewakers (met een zwak voor bijzondere hoedjes) hield ook de moestuin bij. Alle materiaal (vuile verbanden, spuiten, naalden, plastiek) werden in een put gegooid en regelmatig verbrand. De as werd daarna in de moestuin geharkt! Tussen de groenten kon je dus naalden vinden.
Familiehulp
Familiehulp was hier heel letterlijk te nemen. Lichaamsverzorging, wassen van kleding en de maaltijden klaarmaken, gebeurden immers door de familie van de patiënt.
Pater Carlos, bouwheer
Pater Carlos, een zeer gedreven man, bezieler en bouwheer van het hospitaal, is afkomstig uit Roeselare. 50 jaar geleden vertrok hij als scheutist naar Congo. Sinds 1970 werkt hij in Bumba, waar hij behalve het hospitaal ook een kleuter- en lagere school en een college bouwde.
Dokter Trésor Likenge
Dokter Trésor kwam als pas afgestudeerde arts helpen in het ziekenhuis. Hij begon in januari, tegelijk met Mark en Marianne. Door zijn sterke dynamiek en motivatie werd hij er vrij snel op vaste basis aangeworven.
Dokter Trésor werd als kind bij zijn moeder achtergelaten door zijn vader. Toen Trésor Likenge 16 jaar oud was, verdronk zijn moeder in de Congostroom. Pater Carlos kende Trésor als verstandig en moedigde hem aan om verder te studeren. Dat was mede mogelijk via sponsoring door de familie van pater Carlos. Zo kon Trésor met glans zijn medische opleiding afronden.
Kloosterzusters
Er is een kleine gemeenschap van 5 kloosterzusters. Soeur Antoinette, algemeen directrice, Soeur Francine, nursing directrice, en Soeur Micheline, boekhoudster, werken in het ziekenhuis.
Daarnaast zijn er nog de directrice van de kleuterschool, soeur Antoinette en een sociaal assistente, soeur Monique. Ze wonen rechtover pater Carlos.
Reactie plaatsen
Reacties